|
||||||||
Pianist Jeremy Monteiro beschouwt zichzelf als een gelukkig man, befaamd als een van de toppianisten in Singapore gaat hij zijn 45ste jaar in van een carrière met concerten, onderwijs en opnames. Hij speelde en nam op met de grootste jazz artiesten van de wereld zoals James Moody, Benny Golson, Michael Brecker, Herbie Mann, Charlie Haden, Toots Thielemans en nog vele anderen. In de jaren ’80 vormde Monteiro een trio met het beroemde bas/drum duo Eldee Young en Redd Holt die eerder onderdeel waren van het legendarische Ramsey Lewis Trio. Claude Nobs, stichter en manager van het Montreux Jazz Festival hoorde hen in Singapore en nodigde ze uit voor het festival, het live album betekende een doorbraak voor Monteiro. 35 jaar na dat historische concert zit de pianist aan het roer van een ander all-star trio, bassist Jay Anderson en drummer Lewis Nash behoren tot de meest gevraagde jazz muzikanten in New York, ze kwamen naar Kuala Lampur om op te nemen met Monteiro. Het album ”Live at no black tie” werd opgenomen en mixed door de bekende geluidstechnicus Sunil Kumar. Het openingsnummer “In your own sweet way” van Dave Brubeck is een nummer dat Monteiro al diverse malen opnam, ditmaal begint het met een mysterieuze introductie die geen enkele hint geeft van het Brubeck nummer. Als het thema zich eenmaal ontwikkeld heeft en de drie musici zich met elkaar onderhouden, waarna Monteira zich stort in een extatische improvisatie die zijn verschillende invloeden laat horen : Oscar Peterson, Erroll Garner, Chick Corea en Keith Jarrett. Het wonderschone “Prelude to a kiss” van Duke Ellington is een ware showcase van de pianistische gaven van Monteiro, hij streelt als het ware de toetsen en creëert zodoende een sfeerrijk geheel waarin Anderson naadloos meegaat in zijn subtiele bassolo. “Mode for Love” is een verwijzing naar de fameuze solo van saxofonist James Moody op Moody’s mood for love, de bebop is verdwenen maar de inspiratie is nog steeds daar met de geest van de iconische saxofonist. Het weemoedige “Josefina” schreef Monteiro als een ode aan zijn echtgenote, Jay Anderson speelt de melodie fraai verder in zijn bassolo, waarna Monteiro teder afsluit met welgekozen klanken, bijzonder. “Mount Olive” is ook een eerbetoon, dit keer aan aan Eldee Young en Redd Holt die een vermoeide Monteiro op een vroege zondagmorgen uit bed haalden om een dienst bij te wonen in een zwarte congregatie kerk. De overweldigende levenslust van de muziek bleef Monteiro altijd bij. Hier brengt het trio de gewijde sfeer van south side Chicago naar downtown Kuala Lampur. De sfeer van het nummer zweeft tussen blues en spirtuals, mooi. Ook “Life goes on” is opgedragen aan een persoon, ditmaal aan Monteiro’s vader, hij componeerde het kort na diens dood, impressionistische en soulvolle ideeën komen samen in dit emotionele stuk, hij maakt hier de bijnaam van zijn pianospel als “Ravel meets the blues” ten volle waar. “Monk in the Mountain” dat Monteiro samen schreef met gitarist Eugene Pao uit Hong Kong, heeft niets van doen met Thelonius Monk. Het gaat over een Amerikaanse man die al zijn wereldse bezittingen opgeeft om een Boeddhistische monnik te worden en in afzondering te leven. Het nummer is fraai opgebouwd en zit vol met spanning, duidelijk een hoogtepunt op dit album. Het album wordt afgesloten met een funky uitvoering van het overbekende “Watermelon Man” van Herbie Hancock, een gepaste finale van een album dat ik bij elke beluistering meer ben gaan waarderen. Jan van Leersum.
|
||||||||
|
||||||||